Rapporteren

Let op: Deze rapporteerfunctie is bedoeld om schendingen van de huisregels voor Vraag & Beantwoord te melden. De redactie beoordeelt jouw melding alleen daarop. Wil je dat jouw reactie ook op het forum leesbaar is? Log dan eerst in op de Kassa-site en plaats je bijdrage. Of start zelf even een topic met je eigen vraag erin verwoord.

Heb je een vraag voor Kassa? Stel deze dan via dit contactformulier.

Je wilt de volgende vraag rapporteren aan de redactie:

vladja
vladja - 15-03-2010 20:47:01
Geldzaken & Recht

Pensioenvoorziening en bijstand

De centrale raad van beroep = de hoogste bestuursrechter die oordeelt in hoger beroep over geschillen op het terrein van de sociale zekerheid en in ambtenarenzaken.

appellante = aanvrager bijstandsuitkering.

ljn: az0954, centrale raad van beroep , 05/7432 wwb

appellante heeft op 28 juni 2004 een aanvraag om bijstand ingevolge de wet werk en bijstand (wwb) ingediend.

het college heeft deze aanvraag bij besluit van 29 juli 2004 afgewezen. aan die afwijzing heeft het college ten grondslag gelegd dat appellante ten tijde van de aanvraag over een vermogen van € 9.148,91 beschikt welk vermogen hoger is dan de toepasselijke vermogensgrens. tot het vermogen van appellante heeft het college gerekend de afkoopwaarde van een door appellante in 1999 afgesloten interpolis koopsom, zijnde € 7.647,--, alsmede een spaarsaldo van € 1.501,91.

bij besluit van 26 oktober 2004 heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 29 juli 2004 ongegrond verklaard.

bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 26 oktober 2004 ongegrond verklaard.

nadat bijstandsaanvrager bezwaar heeft gemaakt tegen de beslissing van het gemeentebestuur (afwijzing bijstandsaanvraag, eerst koopsompolis afkopen en opeten), is bij de volgende instantie: de rechtbank bezwwar gemaakt tegen de afwijzing. de rechtbank heeft ook het oordeel van de gemeente overgenomen, dus eerst koopsompolis afkopen en opeten. dan blijft als laatste mogelijkheid de centrale raad van beroep over.

appellante heeft zich in hoger beroep tegen deze uitspraak (van de rechtbank) gekeerd. daarbij is - samengevat - aangevoerd dat afkoop van de interpolis koopsom niet van appellante te vergen is, omdat deze koopsompolis door appellante is afgesloten met als oogmerk het treffen van een oudedagsvoorziening. afkopen van de koopsompolis zou voorts leiden tot een aanzienlijk financieel verlies voor appellante terwijl bovendien de nettowaarde van die koopsompolis de vermogensgrens slechts in beperkte mate overschrijdt.

de raad stelt vast dat de interpolis koopsom op de datum in geding (datum van de bijstandsaanvraag) ingeval van afkoop een waarde vertegenwoordigde van € 7.647,--., welke waarde het in artikel 34, eerste lid, onder a, van de wwb vermelde bedrag aan vermogen dat buiten beschouwing blijft, overtrof.

bezien vanuit het oogpunt van de wwb is de raad, met de rechtbank, van oordeel dat het afkopen van bedoelde koopsompolis van appellante redelijkerwijs kan worden gevergd.

daarbij is van belang dat aan de wwb en de daarop gebaseerde regelgeving het beginsel ten grondslag ligt dat een betrokkene in de eerste plaats zelf verantwoordelijk is voor de voorziening in het bestaan.

in het kader van die wetstoepassing komt aan het namens appellante in eerste aanleg nog gestelde belang van het (verder) kunnen opbouwen van een oudedagsvoorziening geen betekenis toe en falen (=tekort schieten) ook de grieven (= bezwaren), dat appellante bij afkoop van de koopsompolis een aanzienlijk financieel verlies leidt en dat de waarde van de koopsompolis de vermogensgrens slechts in beperkte mate overschrijdt.

de beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 oktober 2006.

door de uitspraak door de centrale raad van beroep is jurisprudentie ontstaan, zeg maar een soort wetgeving, die door iedere gemeente overgenomen kan en zal worden.

vladja