Rapporteren

Let op: Deze rapporteerfunctie is bedoeld om schendingen van de huisregels voor Vraag & Beantwoord te melden. De redactie beoordeelt jouw melding alleen daarop. Wil je dat jouw reactie ook op het forum leesbaar is? Log dan eerst in op de Kassa-site en plaats je bijdrage. Of start zelf even een topic met je eigen vraag erin verwoord.

Heb je een vraag voor Kassa? Stel deze dan via dit contactformulier.

Je wilt de volgende vraag rapporteren aan de redactie:

uwjurist
uwjurist - 24-07-2017 10:08:37
Geldzaken & Recht

Verhuurder zet huis weer te huur na opzegging eigen gebruik


allereerst gelden hier de regels van de leegstandwet niet omdat de verhuurder daar blijkbaar niet aan voldoet. het huis staat niet te koop en wordt zelfs aantoonbaar weer te huur aangeboden etc. er gelden dan dus de normale huurbeschermingsregels.


 


en verder:
door tijger1 21 jul. 2017 om 20:30: … mijns inziens kan men bij huren volgens de leegstandswet geen beroep doen op een verhuiskostenvergoeding.


 


het gaat in dit geval niet om de wettelijke verhuiskostenvergoeding (minimum bedrag) die geldt bij dringend eigen gebruik. die staat uit gewerkt in 7:275 bw.


het gaat om een schadevergoeding - dat schrijf ik ook herhaaldelijk - waaronder de vergoeding van de verhuis- en herinrichtingskosten valt. die staat in artikel 7:276 bw en kan dus hoger of lager zijn dan de wettelijke verhuiskostenvergoeding.


 


artikel 7:275 burgerlijk wetboek
1. indien de rechter een vordering tot beëindiging van de huurovereenkomst op de gronden, bedoeld in artikel 274 lid 1 onder c en e toewijst, kan hij een bedrag vaststellen dat de verhuurder aan de huurder moet betalen ter tegemoetkoming in diens verhuis- en inrichtingskosten.
2. de rechter kan, voordat hij een beslissing geeft, waarin dit bedrag wordt vastgesteld, zijn voornemen ter kennis van partijen brengen en een termijn stellen waarbinnen de verhuurder de opzegging kan intrekken. maakt de verhuurder van deze bevoegdheid gebruik, dan beslist de rechter uitsluitend over de proceskosten.
3. bij beëindiging van de huurovereenkomst op de gronden, bedoeld in artikel 274 lid 1 onder c in verbinding met lid 3 en in artikel 274 lid 1 onder e, draagt de verhuurder bij in de kosten die de verhuizing voor de huurder meebrengt.
4. de minimumbijdrage in de verhuis- en inrichtingskosten voor de huurders van zelfstandige woningen, woonwagens en standplaatsen wordt bij ministeriële regeling van de minister voor wonen, wijken en integratie vastgesteld en zal jaarlijks voor 1 maart worden gewijzigd voor zover de consumentenprijsindex daartoe aanleiding geeft. het in de eerste zin genoemde bedrag wordt afgerond op hele euro’s.
5. de verhuurder kan eventuele door de gemeente aan de huurder te verstrekken bijdragen of vergoedingen voor verhuis- of inrichtingskosten in mindering brengen op de hoogte van de bijdrage, bedoeld in het vierde lid.htingskosten valt. die staat in artikel 7:276 bw en kan dus hoger of lager zijn dan de wettelijke verhuiskostenvergoeding.


 


artikel 7:276 burgerlijk wetboek
1. indien de verhuurder de overeenkomst heeft opgezegd op de grond, bedoeld in artikel 274 lid 1 onder c en de vordering tot beëindiging van de huurovereenkomst is toegewezen dan wel de huurder met de beëindiging heeft ingestemd, is de verhuurder jegens de huurder tot schadevergoeding gehouden, indien de wil om het verhuurde duurzaam in eigen gebruik te nemen in werkelijkheid niet aanwezig is geweest.


2. behoudens tegenbewijs wordt die wil geacht niet aanwezig te zijn geweest, indien niet binnen een jaar na het einde van de overeenkomst het verhuurde duurzaam door hem in gebruik is genomen.


3. de rechter die een vordering op de grond, bedoeld in artikel 274 lid 1 onder c, toewijst, kan op verlangen van de huurder of ambtshalve een bedrag bepalen dat de verhuurder aan de huurder moet betalen, indien later mocht blijken dat de wil om het verhuurde duurzaam in eigen gebruik te nemen in werkelijkheid niet aanwezig is geweest, onverminderd het recht van de huurder op verdere schadevergoeding.


4. de vordering van de huurder op grond van dit artikel vervalt vijf jaren na het einde van de huurovereenkomst.


5. de verhuurder is eveneens tot schadevergoeding gehouden jegens onderhuurders aan wie bevoegdelijk is onderverhuurd of die krachtens artikel 269 bevoegd waren hun overeenkomst met de hoofdverhuurder voort te zetten. de voorgaande leden zijn van overeenkomstige toepassing.



met vriendelijke groet,
mr. monique doomernik